VOORDRACHT DOOR A-KEURMEESTER VERHOEVEN
GASTON
Wachtebeke, 19 april 1997
De Franse Hangoor
Ontstaan.
Het is onduidelijk waar, wanneer en
waaruit precies onze Franse Hangoor is ontstaan.
De gedachte dat de oren
van alle hangoren zijn gaan hangen door het gebruik van te lage hokken is
gelukkig al hèèl lang van de baan.
Nu is men algemeen van mening dat de
hangoorfactor is ontstaan door mutatie.
Het is best mogelijk dat de eerste
hangoren werden gesignaleerd in Engeland, en dat men in Frankrijk een scheiding
gemaakt heeft tussen al deze hangoren waardoor er meer lijn kwam bij het
fokken. Met de inkruising van o.a. Vlaamse Reuzen zou men dan uiteindelijk
terechtkomen bij een Franse Hangoor die door talrijke bekwame fokkers in de
loop der tijden steeds verbeterd werd.
De grote doorbraak kwam er in 1869 toen er
dieren in Duitsland kwamen. Ook Zwitserland speelde een grote rol om het ras te
verbeteren.
In Duitsland noemt men de Franse Hangoor:
"Duitse Widder'' gelukkig hebben wij evenals onze Noorderburen als
erkenning van het feit dat de eerste dieren in Frankrijk ontstonden de naam
Franse Hangoor behouden.
Type en Bouw.
Het type is zeer belangrijk bij de Franse
Hangoor. Fors gebouwd, massief, gedrongen en vooral voorzien van een markante
indrukwekkende kop. Zware berenpoten dragen dit gedrongen lichaam, vooral in de
schouders en de rug verlangen we een opmerkelijke brede figuur met een volle
goed afgeronde achterhand.
Gans de Franse Hangoor staalt kracht en
robuustheid uit. Omdat we zoveel belang hechten aan dat gedrongen type kan het
voorkomen dat het gewicht soms wat aan de lage kant blijft; nooit echter mag
een hoger gewicht ten koste gaan van het gewenste type. Het is daarom zeer
belangrijk dieren te hebben die vooral breed zijn met een stevig en zwaar
beenwerk..
Kop en Oren (Behang).
Zoals reeds is aangegeven moet de kop van
de Frans Hangoor indrukwekkend zijn. Vooral de kopvorm speelt hierbij een
belangrijke rol. Een sterk gebogen niet te lang neusbeen en een brede
snuitpartij vragen onze bijzondere aandacht. De ruimte tussen de ogen moet zo
groot mogelijk zijn, dit geeft de kronen de kans om goed te ontwikkelen. De
sterk ontwikkelde kaken (ook bij voedsters) geven nog meer volume aan het
geheel.
Rond deze ramskop komt dan het
"Behang''. Wanneer de oordracht goed is en de kopvorm volgens de regels
dan zal het vooraanzicht van het behang hoefijzervormig overkomen. De oren
moeten vooral stevig, vlezig, dik en lepelvormig zijn. Goede zware oren werken
mee om goed zichtbare kronen te vormen. Toch moet men er rekening mee houden
dat op een brede schedelbasis die we nodig hebben de kronen nooit zo tonen.
De ogen liggen wat dieper in de kop; dit
kan problemen geven met ontstoken ooghoeken en wat uitgezakte oogleden. Een
veel belangrijker en meer voorkomende kwaal zijn traanogen. Door de kopvorm met
zijn sterk gebogen neusbeen kunnen de traanbuisjes dichtgroeien of verstopt
geraken. Medicatie helpt in dit geval niet, wij kunnen enkel de irritatie die
ontstaan is door het traanvloeien behandelen. Een andere kwaal bij onze
hangoren zijn de zgn. olifantstanden, ook dit zou een gevolg kunnen zijn van de
sterke afwijking van de traditionele kop van konijnen.
Een eigenaardig verschijnsel is de
wipneus. Enkel de echte topdieren hebben deze "afwijking'' die gelukkig
niet bestraft wordt. Het is als het ware een iets uitstekende neuspunt die goed
zichtbaar boven het kromme neusbeen uitkomt. Laten we dit fenomeen eerder als
een eigenschap dan als een fout blijven beoordelen want enkel bij onze
topdieren komt men het tegen.
Vlak onder de kin hebben vooral overjaarse
rammen dikwijls een knoop. Het is een aanhangsel ter grootte van een walnoot
gezeten tussen de basis van de onderkaak en de kin. Deze knoop zou de rammenkop
nog meer expressie geven, men mag echter niet vergeten dat er nog een groot
wammenprobleem heerst bij onze Franse Hangoren. De knoop bij de ram zal
erfelijk gezien de wammen meer in de hand werken dan omgekeerd, daarom is het
beter deze knoop niet aan te moedigen bij de fokkers.
Ook knooploze rammen kunnen gemakkelijk
als echte topdieren door het leven gaan.
De pels.
De pels van de Franse Hangoor moet langer
zijn dan de gewone normale pels.
Bovendien moet ze zeer veel onderwol
bevatten. Laten we het geheel bekijken.
1. De Beharing
Het dekhaar (grannen) mogen zeker 3 cm
lang zijn. Elasticiteit en glans zijn eigenschappen die nodig zijn voor de
conditie van de pels.
Een goede volle pels waarop een prima
conditie glanst maakt het volume van het dier voller en groter.
2. De Onderwol
Onze bijzondere aandacht gaat naar de
onderwol. De dichtheid van de onderwol is een bepalende factor voor de
kwaliteit van de pels. Het is voor de fokker en de keurmeester belangrijk veel
aandacht te besteden aan de dichtheid van de onderwol, dieren met veel onderwol
kunnen bovendien gemakkelijk klitvorming krijgen. Bijzonder de dieren die in
hoge mate een beste onderwol bezitten hebben vaak last van deze klitten. Wanneer
men tijdig deze kwaal kan bestrijden door borstelen of nog beter het uit elkaar
trekken van de klitten is het nog mogelijk goede resultaten te behalen, wanneer
men er echter niet tijdig bij is zal het moeilijk zijn de haarklitten te
ontwarren.
Een veel voorkomende fout bij onze
Hangoren is de ruime en losse pels, vooral de voedsters met hun grote wammen en
de broekvorming bij veel dieren vormen problemen.
Een goede pelsconditie is zoals reeds
gezegd een belangrijke noodzaak. Door de stroeve verharingsperiode die
kenmerkend is voor Franse Hangoren is het niet gemakkelijk dieren in
topconditie te brengen, daarom is het nodig als fokker de evolutie van de
verharingsperiode goed te volgen, en door borstelen en kammen met daarbij een
aangepaste voeding deze verharingsperiode te helpen en te stimuleren.
De Kleurslagen.
De Franse Hangoor is bekronenswaardig in
alle erkende kleurslagen. Toch blijft de kleur van onze Franse Hangoor dikwijls
wat achter, dit omdat bij andere rassen de kleur een hoofdfactor is en worden
de dieren daar streng op geselecteerd, bij Franse Hangoren wordt eerst op het
type geselecteerd. Eigenlijk zou men kunnen zeggen dat de kleur op de tweede
plaats komt. Vroeger ging men zelfs nog verder, toen kon men lezen dat een goed
gebouwde hangoor met de typische bouwkenmerken van dit ras nooit een slechte
kleur heeft.
Gelukkig gaat men tegenwoordig heel wat
minder ver en schenkt men wel degelijk belang aan een goede kleur.
De konijngrijze kleur is vrij
goed bij de Franse Hangoor, enkel een zwakke grondkleur op de buik komt men
soms tegen. Vooral als men met wit (albino) inkruist heeft men gemakkelijk dit
pigmentverlies.
De ijzergrauwe kleur wordt niet altijd uniform gekeurd, de fokker doet er
goed aan wat donkere en meer grijzige dieren te houden, zeker in Nederland
geeft men de voorkeur aan de wat meer grijzige dekkleur. Bijzonder goed kunnen
de pelsen van de ijzergrauwe kleurslag zijn, daarom wordt deze kleurslag
dikwijls gebruikt voor de verbetering van de pels van de Witte dieren, in de tweede
generatie heeft men dan de kans op witte dieren uit de ijzergrauwe kleurslag.
Tegenwoordig ziet men nogal veel de
kleurslag Blauw-Grijs en de kleurslag
Blauw- Grauw. De dekkleur van deze kleurslagen is dikwijls nogal
overwegend blauw, met een tussenkleur die vrij zwak overkomt. Vooral wanneer de
blauwe dekkleur te dominant aanwezig is gebeurt het vaak dat de overgang van
tussen - en grondkleur bij de blauw-grauwe kleurslag onvoldoende is.
De Bonte kleurslag is sterk
toegenomen. Bont is een albinovorm waar gedeelten van de pels kleurloos worden,
m.a.w. de factor van de kleuruiting wordt daarbij gedeeltelijk onderdrukt.
De grenzen van de mantel en de koptekening
zijn niet nauwkeurig beschreven.
Wij spreken enkel van een overwegend
gekleurde kop, met gans gekleurde oren, de mantel moet eenkleurig zijn, borst
en voorbenen moeten bij voorkeur wit blijven, toch is het zo dat vlekken op de
voorbenen niet vermeden kunnen worden.
Het is belangrijk te weten dat de kleuren
van de bonte dieren bijna altijd verzwakt zijn, en bij de zwart bonte dieren is
het bepaald moeilijk om witte haren uit de gekleurde delen te houden.
Op Tentoonstelling.
Op onze tentoonstellingen zien we nog
regelmatig Franse Hangoren. De kwaliteit gaat vooruit, toch mogen we niet stil
blijven staan; vooral de losse pels en de grote wammen bij de voedsters blijven
onze aandacht vragen. Steng selecteren blijft een noodzaak, onmiddellijk succes
is niet haalbaar, wel zal men op langere termijn verbeteringen zien, zoals dit
het geval was met de Vlaamse Reuzen.
Ook de keurmeesters moeten meewerken aan
het opbouwend werk van de
fokkers en hun werk naar
waarde kunnen inschatten.
Het is daarom belangrijk dat de
keurmeester de specifieke "raskwalen'' goed kent.
Mocht dit kleine werkje de keurmeester en
de fokker tot enig nut geweest zijn in de beoordeling en het fokken van de
prachtige Franse Hangoor dan zou ik zeggen "het was de moeite waard''...
Gaston